Fons 8: over evalueren, taalbeleid, podcasts en zoveel meer

Fons8_coverAls je al geabonneerd bent op Fons*, dan viel er deze week normaal een vroeg paascadeautje bij jou in de bus: ons achtste nummer. Het thema is dit keer evaluatie: we gaan aan de slag met de rubric of one, en je krijgt tips om je verbeterwerk drastisch te verminderen. Maar er is ook veel meer, zoals je dat van Fons gewoon bent. Zo selecteerden we de 10 podcasts die je als leraar Nederlands gehoord moet hebben, hebben we boeiende en praktijkgerichte bijdragen over schrijfvaardigheid en poëzie, krijg je 10+1 tips voor een krachtig taalbeleid en starten we onze eigen boekenclub op school.

Ons covermodel in dit achtste nummer is dit keer geen leerling, maar een leraar: Stijn Devriendt, vakcoördinator Nederlands en leraar Duits in VHSI Brugge. Met hem gingen we in gesprek over het N-team, de vakgroep Nederlands op zijn school. Hoe zorg je voor zo’n geoliede vakgroep Nederlands? Devriendt geeft een aantal handige tips & tricks mee.

We wensen je heel veel leesplezier toe met dit inspirerende nieuwe Fons-nummer. Zelf ook zin om in de pen te kruipen? Wij zijn nu al volop op zoek naar bijdragen voor Fons 9! Dat nieuwe nummer valt al in september 2019 bij jou op de mat, en alle bijdragen zijn welkom tot en met 30 juni. Je vindt alle richtlijnen voor auteurs hier. Hopelijk tot binnenkort!

* Ben je nog niet geabonneerd en wil je Fons graag gratis bij jou thuis (in Vlaanderen) ontvangen? Abonneer je dan snel via deze website!

Jeugdboekenmaand 2019: over hoe boeken vrienden zijn

De Jeugdboekenmaand 2019 gaat over vrienden. Over goede vrienden, beste vrienden, verloren en vergeten vrienden. Over vrienden van op school, vrienden van de voetbalclub en vrienden die tegelijk familie zijn. Over oude vrienden, nieuwe vrienden, verre vrienden. En over boekenvrienden.

Er zijn oneindig veel bekende en bijzondere boekenvriendschappen. Geen Jip zonder Janneke, geen Suske zonder Wiske. Wie Vos zegt, zegt Haas. En wat zou er zonder Ron en Hermelien na zeven boeken overblijven van Harry Potter?

Maar hoe zit het met de vriendschap tussen lezers en boeken? Verhalen en personages kunnen niet bestaan zonder hun lezers. Lezers blazen leven in wat anders dode letters zijn. Meer nog: diezelfde lezers sluiten – soms levenslange – vriendschappen met bepaalde personages. Deze Jeugdboekenmaand is hét moment om ook die vriendschap te vieren.

 

Jij bent mijn vriend

Een van onze collega’s heeft een tattoo die op Harry Potter geïnspireerd is. Een paar zwarte lijnen op haar pols maken hen vrienden voor het leven. Een hele generatie groeide op met de tovenaarsknul en zijn gevolg – zo ook de gretige Nederlandse literatuurcritici Ellen Deckwitz, Joost de Vries en Peter Buurman. In hun podcast Boeken FM bespreken ze het fenomeen Potter.

Ze houden van de Potter-boeken, want zo gaat dat met boeken waar je mee groot wordt: daar ben je mee vergroeid, die boeken zijn een deel van je. Voor mijn generatie is dat bijvoorbeeld de Babysittersclub, en dat zal nooit veranderen. Maar dus: Deckwitz, de Vries en Buurman houden van Harry Potter, ook al vinden ze dat het laatste boek eigenlijk te vol zit. Dat brengt hen bij het fenomeen ‘hangout-films’. In zo’n film doet het er eigenlijk niet toe wat er precies gebeurt. Net zoals bij Potterboek zeven, zeggen ze. Je bent tegen dan op een punt gekomen dat je gewoon bij de personages wil zijn. Je wil hen horen praten, je wil met hen rondhangen. Het zijn je vrienden geworden, en bij je vrienden wil je zijn. Liefst elke dag, of toch zo vaak mogelijk. Niet gek dus dat iemand een beetje lacht om alle kritiek die hij op Rowlings laatste heeft: ‘Misschien zeg ik dat maar omdat ik zo graag nóg een boek erbij wou.’

In dergelijke boeken kom je thuis. Het zijn de personages van wie je houdt, zonder enige ironie. Neem bijvoorbeeld Lampje (9+) van Annet Schaap. Het verhaal is tof en de taal staat op punt, maar wat bijblijft is dat meisje dat zo vreselijk haar best doet om de lucifers in de vuurtoren te krijgen, en daar maar niet in slaagt. En het lot van Alaska Young is spannend en intrigerend, maar John Greens klassieker Het Grote Misschien (13+) lees je toch ook om samen met Miles en diens maat de Kolonel wat te lopen lummelen op hun kostschool. Het is trouwens op plekken als de slaapkamer van Miles en de Kolonel dat zo’n boekenvriendschap ontstaat (als je de parallel met hangout-films wil blijven trekken). Niet de wilde achtervolgingen zijn van tel, maar het onderweg zijn, de verloren momenten waarop je vanzelf samen gaat filosoferen of keuvelen. Op zo’n moment blijkt de held van het verhaal trouwens zelden van het onverschrokken soort te zijn, maar eerder een mens die ook maar zijn stinkende best doet. Precies zoals – eerlijk is eerlijk – de meeste lezers. Zo iemand dicht bij je hebben, stelt je gerust. Het is hartverwarmend gezelschap.

IMG_7678_druk (c) Michiel Devijver - voorkeur B
Auteur Bart Moeyaert en actrice en presentatrice Tatyana Beloy zijn dit jaar peter en meter van de Jeugdboekenmaand. Foto: (c) Michiel Devijver.

Niemand is alleen

Misschien is het Harry Potter, misschien is het Lampje of Het Grote Misschien, maar waarschijnlijk is het nog een ander boek: dat ene boek dat je steevast uit de kast trekt als je gezelschap zoekt. Het boek waarvan je de verhaallijn van achter naar voor kan navertellen, maar dat je toch opnieuw leest. Gewoon, omdat je even niet alleen wil zijn.

Boeken, verhalen en personages maken van afzonderlijke mensen een groepje. Dat zegt ook auteur Neil Gaiman, in een lezing uit 2013 die bibliotheekmensen en leesbevorderaars elkaar om de zoveel tijd doorsturen:

Fictie zorgt voor empathie. […] Je ontdekt dat iedereen net zozeer een ‘ik’ is als je zelf bent. […] Empathie is een middel om groepjes van mensen te maken, om ervoor te zorgen dat we méér worden dan alleen maar navelstarende individuen.’

 

Wij begrijpen elkaar

Je herkent jezelf en je vindt iemand die je voortaan bij je wil hebben. Kortom: wie leest, is niet alleen, en dat is precies wat lezen doet. Dat is de kracht van boeken. Maar de échte superkracht zit ‘m in het feit dat al het in- en meeleven met personages het lezen zelf overstijgt. Wat je voor fictieve personages voelt, is voor je hersenen een soort generale repetitie van wat je in het echte leven voor echte mensen kan voelen. Dat zeggen we niet zomaar. Steeds meer neurologisch onderzoek toont dat fictie lezen een krachtig middel is om je empathische vermogen te versterken.

Wie wil niet zoveel mogelijk begripvolle, meelevende en meevoelende mensen? Wie wil geen maatschappij waarvan de burgers zich kunnen inleven in elkaars zorgen en blijheid? Niet voor niks vinden de mensen van het Britse EmpathyLab (dat de empathie bij kinderen wil versterken via verhalen) empathie “een van de basisvaardigheden in een mensenleven, en een revolutionaire kracht voor sociale verandering als we het naar de praktijk omzetten.”

Geen beter moment dan de Jeugdboekenmaand om hiermee aan de slag te gaan. Iedereen Leest heeft een praktische handleiding ontwikkeld die leerkrachten helpt om empathie te ontwikkelen via boeken. Want uiteindelijk getuigen die Potter-tattoo, dat teruggrijpen naar je lievelingspersonage of dat ene boek dat je gezelschap houdt op koude dagen van veel meer dan zomaar wat warme fuzzy gevoelens. Het zijn symptomen van de macht die lezen heeft.

Maart is Jeugdboekenmaand

Jeugdboekenmaand is een jaarlijks initiatief van Iedereen Leest om lees- en boekenplezier te stimuleren bij kinderen en jongeren tussen 3 en 15 jaar. Auteurs Bart Moeyaert en actrice/presentatrice Tatyana Beloy zijn peter en meter van deze editie. Op www.jeugdboekenmaand.be vind je boekentips, de educatieve handleiding voor leerkrachten, het laatste nieuws en al het beeld- en promotiemateriaal. Veel leesplezier!

IL_LEZERSTIPPENLEZERS_LOGO_EXTERN_OKT15_DEF_Q

Dit is een aangepaste versie van het artikel ‘Jeugdboekenmaand 2019: vrienden voor altijd. Over hoe boeken vrienden zijn’ van An Stessens, medewerker nominatielezers KJV en Boekenzoeker bij Iedereen Leest. Dat artikel verschijnt in Fons 8, maar omdat het nieuwe nummer er pas eind april komt en de Jeugdboekenmaand in maart plaatsvindt, plaatsen we het hier al in avant-première.

 

 

Meertaligheid op school: 5 inspirerende leestips

Als taalleerkrachten zijn we sowieso allemaal gemotiveerde veellezers, maar zelfs dan blijft het onbegonnen werk om je een weg te banen in de papieren en digitale bibliotheken die door de jaren heen over onderwijs zijn volgeschreven. Dat is jammer, want er verschijnt zoveel boeiende lectuur rond tal van thema’s die voor jou als leerkracht erg verrijkend kunnen zijn. Rond meertaligheid kwamen er de laatste jaren bijvoorbeeld verschillende interessante en inspirerende boeken op de markt. Daarom: vijf boeken die je als leraar meer inzicht én praktische handvatten bieden in de wondere wereld van meertaligheid en onderwijs.

1. ‘Haal meer uit meertaligheid’

Fons7_p14_haalmeeruitmeertaligheidVan de 5 boeken in dit lijstje is dit wellicht het boek dat het dichtst staat bij het vele wetenschappelijke onderzoek dat de afgelopen jaren rond meertaligheid is gebeurd. Een indrukwekkende reeks taalkundigen en sociologen stellen in ‘Haal meer uit meertaligheid’ de bevindingen voor van het grootschalige Validiv-project. Naast een uitgebreide onderzoekspoot werden binnen Validiv ook instrumenten ontwikkeld om de taaldiversiteit in het basisonderwijs volop te benutten. Zo is er bijvoorbeeld E-Validiv, een online meertalige leeromgeving om wereldoriëntatie aan te brengen bij leerlingen uit 4, 5 en 6. De tool is gratis beschikbaar via KlasCement.

Lezen, want.. dit dunne (en dus zeer behapbare) boek vat op een beknopte en vlot leesbare manier de resultaten van diepgravend wetenschappelijk onderzoek samen, en zet je zo tot nadenken over hoe taaldiversiteit ook in jouw school- en lespraktijk een plaats kan krijgen.

Lore Van Praag et al., Haal meer uit meertaligheid: omgaan met talige diversiteit in het basisonderwijs, 2016, uitgegeven bij Acco

2. ‘Meertaligheid: een troef!’

Fons7_p14_meertaligheideentroefDit kloeke boek, dat in 2016 werd bekroond met een Europees Talenlabel, zit vol achtergrondinformatie, checklists, praktijkgerichte instrumenten en kijkwijzers. Op die manier kun je als leerkracht of schoolteam meteen aan de slag rond meertaligheid op school. Op basis van de bevindingen van het Gentse Thuistaalproject, een wetenschappelijk onderzoeksproject dat de effecten van het benutten van thuistaal op school in kaart wou brengen, bieden de auteurs een duidelijk en helder kader, dat schoolteams toelaat om zelfstandig de nodige stappen te zetten richting een gedragen en positief talenbeleid.

Lezen, want… het boek enthousiasmeert je meteen door de vele praktische voorbeelden, illustraties, checklists en kijkwijzers, en zet je zo meteen aan het denken over je eigen klasaanpak. Bij het boek zit bovendien een dvd met concrete voorbeelden, zodat je de vele tips uit het boek ook meteen toegepast ziet in de klaspraktijk.

Sara Gielen & Ayse Isçi, Meertaligheid: een troef!, 2015, uitgegeven bij Abimo 

3. ‘Meertaligheid en onderwijs’

Fons7_p14_meertaligheidenonderwijsDit boek wil op een laagdrempelige manier inzicht bieden in de wetenschappelijke stand van zaken inzake meertaligheid en meertalig onderwijs, maar wil ook het maatschappelijke belang ervan nadrukkelijk in de kijker zetten. Het internationale perspectief van het boek is daarbij een sterke troef: naast Nederland en Vlaanderen komen ook Suriname, Zweden, Friesland en de Caribische gebieden aan bod. Dat zorgt voor nieuwe en verfrissende perspectieven. Bovendien krijgen ook de meertalige sprekers zelf een nadrukkelijke stem in dit boek: maar liefst 15 sprekers getuigen over hun ervaringen, positief en negatief, met meertaligheid.

Lezen, want… die persoonlijke verhalen tonen eens te meer hoe belangrijk is om in onderwijs met meertaligheid en (taal)diversiteit op een stimulerende en positieve manier aan de slag te gaan. Het boek besluit bovendien met een krachtig slothoofdstuk, dat beleidsmakers, leerkrachten en ouders tal van tips en aanbevelingen biedt.

Orhan Agirdag & Ellen-Rose Kambel, Meertaligheid en onderwijs, 2018, uitgegeven bij Boom

4. ‘Het meertalige kind’

Fons7_p14_hetmeertaligekindHoe leert een kind verschillende talen tegelijkertijd? Hoe schakelt het over tussen diverse talen? En hoe moet je als leerkracht op school het gedrag van een meertalig kind inschatten of beoordelen? In dit boek biedt Marinella Orioni, die al jaren gepassioneerd is door meertaligheid, meertalig opvoeden en interculturaliteit, antwoorden op al die vragen – en steevast op een toegankelijke en enthousiasmerende manier.

Lezen, want… dit boek biedt een laagdrempelig vertrekpunt voor leerkrachten die nog niet lang met meertaligheid worden geconfronteerd, of nog met grote vragen zitten over hoe meertaligheid zich bij kinderen manifesteert en hoe hun taalontwikkeling eruitziet.

Marinella Orioni, Het meertalige kind. Een eerste kennismaking, 2017, uitgegeven bij Van Gennep

5. ‘Taal leren’

Fons7_p14_taallerenIn dit boek wordt niet enkel een staalkaart aangeboden van recent onderzoek naar taalverwerving en taalontwikkeling, maar wordt er ook veel ruimte gemaakt voor praktijkvoorbeelden, tips en aanbevelingen voor beleidsmakers. De grote sterkte van het boek is dat het niet louter is gericht op het basisonderwijs, maar dat de blik breed wordt opengetrokken: van taalstimulering in de kleuterklas en leesplezier in het lager onderwijs over taalontwikkeling in het secundair onderwijs naar twee erg boeiende en lezenswaardige hoofdstukken over de NT2-klas in het volwassenenonderwijs. Het levert de lezer een vol hoofd op, maar ook een hoofd vol inspiratie en nieuwe perspectieven.

Lezen, want… als het over taalonderwijs, taalverwerving en taalstimulering gaat, is ‘over het muurtje kijken’ cruciaal, en moeten we als leraar Nederlands elke gelegenheid te baat nemen om meer inzicht te krijgen in hoe er in andere onderwijsniveaus met en rond taal wordt gewerkt.

Koen Jaspaert & Carolien Frijns, Taal leren. Van kleuters tot volwassenen, 2017, uitgegeven bij LannooCampus

Dit is een aangepaste versie van het artikel ‘Meertaligheid in het onderwijs: 5 leestips’ van Steven Delarue. Het volledige artikel kun je in Fons 7 lezen.

 

Laaggeletterde anderstalige jongeren en woordenschat: hoe begin je eraan?

Laaggeletterde anderstalige jongeren staan voor een bijna onmogelijke taak. Ze moeten én een nieuwe taal leren én leren lezen en schrijven in die nieuwe taal, en dat op zeer korte tijd. Om te leren lezen en schrijven is een rijke woordenschat van cruciaal belang. In wat volgt zetten we vijf tips op een rijtje om laaggeletterde anderstalige jongeren bij hun woordenschatverwerving te ondersteunen. 

1. Weet welke woorden je aanleert

Werp een kritische blik op woorden die in je cursus, handboek of methode worden aangebracht. Moet een laaggeletterde leerling echt alle meubels, fruitsoorten of dieren kennen? Welke woorden zal de leerling regelmatig tegenkomen en welke zijn minder belangrijk? Het Nederlands bestaat uit zo’n 5000 hoogfrequente woorden die voorkomen in alle domeinen van het taalgebruik. Die hoogfrequente woorden verdienen expliciete instructie.

2. Context is cruciaal

Veel handboeken en woordenschatprogramma’s ordenen woordenschat in enge semantische categorieën. Voor het aanleren van een nieuwe taal is deze methode echter niet geschikt. Het is zinvoller en doeltreffender om te kiezen voor brede, concrete en relevante thema’s. Som dus niet zomaar alle beroepen op, maar vertrek van de beroepen die de leerlingen in je klas willen uitoefenen en koppel daar andere relevante woordenschat aan, zoals eigenschappen die nodig zijn voor een bepaald beroep: een kapper moet sociaal zijn, een leerkracht moet veel geduld hebben, enzovoort.

3. Werk zowel breed als diep

Hoe spreek ik het woord uit? Uit welke woorddelen bestaat het? Met welke woorden komt het vaak voor? Om een woord te kunnen gebruiken, moet een leerling ook veel over een woord weten. In dat verband spreken we van een diepe woordenschat. Een brede woordenschat hebben, houdt in dat leerlingen een groot aantal woorden in verschillende domeinen moeten kennen.

4. Actief inoefenen

Oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Woorden leer je door te doen. Enkel nieuwe woorden aanbieden is niet voldoende. Leerlingen moeten aan de slag gaan met de betekenis van het woord. Spelvormen zoals memory, kwartetten en pictionary zijn een voorbeeld om woordenschat in te oefenen. Helaas volstaan die spelvormen niet. Idealiter worden ze afgewisseld met werkvormen die een rijkere en diepere verwerking van de woordenschat stimuleren.

5. Zet in op woordleerstrategieën

Leerlingen moeten zelf ook leren omgaan met alle nieuwe woorden die ze voortdurend tegenkomen. Is het woord belangrijk in de context? Kan ik de betekenis raden of afleiden uit de context? Ken ik delen van het woord? Dit vraagt van de leerlingen dat ze woordleerstrategieën onder de knie hebben. Die komen niet vanzelf en hebben expliciete instructie nodig.

Leesonderwijs-enkel-2Dit is een aangepaste versie van het artikel ‘Woorden, daar begint het mee. Het belang van sterk woordenschatonderwijs voor laaggeletterde anderstalige jongeren’ van Marit Trioen en Jordi Casteleyn. Het volledige artikel kan je in Fons 7 lezen.

De tips komen uit de recent verschenen (en volledig te downloaden!) praktijkgids Wat werkt in leesonderwijs aan laaggeletterde anderstalige jongeren? van Marit Trioen en Jordi Casteleyn. Daarin is naast woordenschatverwerving ook aandacht voor mondelinge taalvaardigheid en een evenwichtige leesinstructie.

 

 

Waarom elke dag voorlezen loont: 7 voordelen

Zaterdag gaat de Voorleesweek van start. Van 17 tot 25 november zet Iedereen Leest daarmee het voorlezen in de kijker – want voorlezen is veel meer dan enkel een aangenaam tijdverdrijf. Door voor te lezen aan kinderen, stimuleer je niet enkel hun taalontwikkeling en woordenschat, maar geef je ook leesplezier door. Tine Kuypers, communicatiemedewerker bij Iedereen Leest, zet zeven voordelen van voorlezen op een rij.

Fons7_p28_Iedereen Leest 2 (c) Michiel Devijver
(C) Michiel Devijver | Iedereen Leest

1. Taalontwikkeling, woordenschat… en wiskunde?

Voorlezen heeft een positief effect op taalontwikkeling en woordenschat. Door voor te lezen, komen kinderen in contact met een ander soort woordenschat, aangezien de taal in boeken vaak anders is dan de taal die kinderen in het dagelijkse leven horen. Ze leren zo nieuwe woorden en complexere zinnen kennen. Bovendien draagt voorlezen bij tot een beter taalgevoel en taalbegrip. Ze leren ook beter luisteren en trainen hun concentratievermogen. En misschien wel verrassend: peuters aan wie elke dag minstens 15 minuten wordt voorgelezen, scoren later op school zelfs beter op rekenen.

Voorlezen draagt bij tot een beter taalgevoel en taalbegrip. Kinderen leren ook beter luisteren en trainen hun concentratievermogen.

2. Emotionele ontwikkeling

Voorlezen is een intiem moment, dat de band tussen voorlezer en kind versterkt. Het biedt een kind rust en veiligheid. Ook in de klas kan een voorleesmoment een welgekomen rustpunt zijn. Het is een positieve manier om banden aan te halen en aandacht aan een kind te schenken. Samen een verhaal beleven – ook in klascontext – versterkt de affectieve band. Uiteraard is het leuk om klassikaal voor te lezen, maar misschien kan je ook eens in kleine groepjes in een boek kijken? Of nodig een aantal vrijwilligers uit om aan elk kind individueel een verhaaltje te komen voorlezen, voor een extra knusse voorleeservaring. En waarom geen mini-voorleestoer op je school, met voorlezers op verschillende plekjes?

3. Sociale ontwikkeling

Door in aanraking te komen met verschillende verhalen, leren kinderen zich in te leven in andere situaties en mensen. Boeken geven kinderen inzicht in de – soms complexe – wereld om hen heen. Het is ook een goede manier om thema’s aan te halen die anders misschien niet zo snel besproken worden. Niet zelden leidt een voorleesmoment tot een gesprek en krijg je onverwacht inzicht in thema’s die kinderen – bewust of onbewust – bezighouden. Daar kan je dan verder met het kind of met de hele klas over praten. Het kan ook in de andere richting werken: heb je een thema waar je graag over wil praten met de kinderen? Gebruik dan eens een geschikt voorleesboek als inleiding. Je zal zien dat de tongen misschien wel sneller loskomen.

Voorlezen is ook een uitstekende manier om thema’s aan te halen die anders misschien niet zo snel of makkelijk besproken worden.

4. Fantasie stimuleren

Door voor te lezen, prikkel je de fantasie van een kind. Het moedigt hem of haar aan om beelden bij een verhaal te verzinnen, zich de personages voor te stellen en – wie weet – ook verder te fantaseren. De illustraties in een boek kunnen ook dat effect hebben. Vergeet dus zeker niet om de prenten te tonen als je voorleest aan kinderen en laat hen er goed en aandachtig naar kijken. De illustraties vormen vaak een essentieel onderdeel van het verhaal en kunnen de creativiteit stimuleren. Het is leuk om ter afwisseling eens een kamishibai – een Japans verteltheatertje – te gebruiken tijdens het voorlezen. In heel wat bibs kan je zo’n theater én een heleboel mooie verhalen lenen. En denk eraan: ook oudere kinderen houden vaak nog van prentenboeken en geïllustreerde boeken. Geef die dus zeker een plek in je aanbod.

5. Leesplezier doorgeven

Voorlezen – in welke taal dan ook – is een uitstekende manier om leesplezier door te geven aan een kind. Als een kind goede herinneringen aan voorleesmomenten koppelt, is de kans groter dat het ook later het plezier van lezen en voorlezen ontdekt. Bovendien ben je als voorlezer een rolmodel voor een kind: als ze zien dat jij van voorlezen en lezen geniet, is de kans groot dat ze dat enthousiasme overnemen. Dat geldt zowel thuis als in de kinderopvang en op school. Het belang van een (voor)lezend rolmodel mag niet onderschat worden.

6. Ook in andere talen

Heb je veel kinderen met een andere thuistaal in je klas? Probeer dan eens prentenboeken of verhalen in hun eigen taal te zoeken. In de bib hebben ze vaak een meertalig aanbod, of je kan ook ouders aanspreken met die vraag. Je kan eventueel ook een ouder vragen om in een andere taal te komen voorlezen. Het is fijn voor een kind als de thuistaal op die manier ook een plaats krijgt op school. En voor de andere kinderen is een kennismaking met andere talen en culturen ook verrijkend.

Blijf zeker ook voorlezen wanneer een kind zelf al kan lezen. Voorlezen blijft immers een uitstekende manier om aan leesmotivatie en leesplezier te werken.

7. Ook voor oudere kinderen

Blijf zeker ook voorlezen wanneer een kind zelf al kan lezen. Voorlezen zorgt namelijk voor continuïteit in de literaire ontwikkeling en blijft een uitstekende manier om – ook bij oudere kinderen en zéker bij moeilijke lezers – aan leesmotivatie te werken. Je kan bij oudere kinderen voorlezen ook perfect als teaser inzetten: lees het eerste hoofdstuk voor en stop bij een cliffhanger. Om het vervolg te kennen, zullen ze zelf even verder moeten lezen…

Over de Voorleesweek

Fons7_p28_Iedereen Leest affiche VoorleesweekElke dag voorlezen loont, dat is wel duidelijk. Maar natuurlijk is het leuk om tijdens de jaarlijkse Voorleesweek van Iedereen Leest nog een extra inspanning te doen! Dit jaar focust de Voorleesweek (van 17 tot 25 november) op vroeg beginnen, dus denk eraan om ook de kleuterschool te betrekken bij je initiatieven. Een voorleesslinger, een voorleesmoment door ouders, bekende gezichten of de directeur: het kan allemaal!

Wie voorleest, kan zich registreren voor de voorleesteller op www.voorleesweek.be. Je maakt dan kans op één van de prachtige boekenpakketten. Zou dat geen mooi cadeau zijn voor de klasbib?

Dit is een aangepaste versie van het artikel ‘De vele voordelen van voorlezen’ van Tine Kuypers (communicatiemedewerker bij Iedereen Leest), dat verscheen in Fons 7 (en eerder ook al op de website van Iedereen Leest). Zin om het volledige artikel te lezen? Je vindt het hier. Veel leesplezier!

 

 

Fons 7 is er!

De herfstvakantie is achter de rug, de sprint naar het einde van het eerste trimester kan dus beginnen! Nu de dagen steeds kouder en donkerder worden, wilden we je alvast het nodige leesvoer geven om de komende winteravonden te overbruggen. Het zevende nummer van Fons heeft als centrale thema meertaligheid meegekregen: we presenteren je de recentste cijfers als het over meertaligheid en onderwijs gaat, geven een aantal boeiende leestips, vertellen je meer over de digitale vertelkiosk van Foyer en maken je warm voor functioneel meertalig leren in de klas.

CoverFons7

Maar zoals je dat van ons gewoon bent, is er uiteraard ook veel meer. Dit keer krijg je ook inspiratie en praktische tips om je lessen schrijfvaardigheid of poëzie in de klas aan te pakken, kijken we naar taalontwikkeling bij peuters en woordenschatverwerving bij anderstalige nieuwkomers, en laten we leerlingen zelf hun eigen handleiding maken.

In Fons 7 trekken we ook vol de kaart van de vakliteratuur, met een heus ABC van boeken en blogs waar je als taalleerkracht van zal smullen. Toch eerder digitaal aangelegd? Dan vind je in De 10 een mooi overzicht van 10 websites die elke leraar Nederlands in het secundair onderwijs moet kennen. Ook onze andere rubrieken zijn weer van de partij: je komt te weten wat andere leraren Nederlands op hun nachtkastje hebben liggen, en in Aan de slag met… vroegen we jou dit keer wat je met een bal zou kunnen aanvangen. Heel veel, zo blijkt!

Tot slot vertellen we je in dit nieuwe nummer ook meer over de grote plannen die we met Fons hebben voor de toekomst. We willen immers een stap vooruit zetten, en verder gaan dan het tijdschrift zoals het nu bestaat. Benieuwd? Lees dan zeker ons nieuwe nummer! Het belandt vanaf vandaag bij jou op de mat of op school, en je kunt het digitaal ook hier raadplegen én downloaden. Nog geen abonnee? Dan kun je je hier gratis aanmelden. Veel leesplezier!

Fons7_p28_Iedereen Leest 1 (c) Michiel Devijver
(C) Michiel Devijver | Iedereen Leest

‘Aandacht voor taal is een zaak voor elk schoolvak, niet enkel voor de leraar Nederlands’

Fons kroop in de pen! Onderstaand opiniestuk verscheen op de website van Knack

‘Leraren Nederlands hoeven zich niet bedreigd te voelen’, schrijven Steven Delarue en Heleen Rijckaert, hoofdredacteurs van Fons. ‘Flexibiliteit en openheid geeft hen net kansen om buiten de grenzen van het vak te treden. Aandacht voor taal in alle schoolvakken levert voor iedereen voordelen op’, menen ze.

Nog één week voor het nieuwe schooljaar van start gaat, en dan raakt alles wat enigszins met onderwijs te maken heeft nog nét dat tikkeltje makkelijker op de voorpagina. Afgelopen maandag ging het vooraan in De Morgen over de nieuwe plannen van Katholiek Onderwijs Vlaanderen om bij de start van de nieuwe eindtermen in september 2019 ook een nieuw vak in te voeren. Het vak ‘Mens en samenleving’ zou inzetten op een brede waaier aan vaardigheden en domeinen: van mediawijsheid en ondernemingszin tot burgerschap en financiële competenties.

Daar focuste het artikel echter niet op, en ook de discussies die spontaan losbarstten op Twitter en Facebook gingen daar niet over. Dat het vak Nederlands het slachtoffer zou worden van dat gloednieuwe schoolvak en van vijf lesuren zou worden gereduceerd tot vier, dat was wel perfect voor de kop. Vanuit de politiek werd ook afkeurend gereageerd: N-VA deed de plannen af als “een besparing op Nederlands” en een slecht signaal nu uit verschillende hoeken gesignaleerd wordt dat het met de lees- en schrijfvaardigheid van jongeren niet goed gesteld is.

Maar eigenlijk doet zo’n discussie over hoeveel uren het vak Nederlands in het lessenrooster kan innemen afbreuk aan de cruciale rol die taal speelt in álle schoolvakken. De nieuwe eindtermen voor de eerste graad secundair onderwijs, die onlangs werden goedgekeurd en vanaf het schooljaar 2019-2020 ingaan, zijn algemeen en los van een specifiek vak geformuleerd. Daardoor creëren ze voor het eerst de openheid om buiten dat sterk verkavelde vakkenlandschap te breken.

Het zijn ambitieuze en eigentijdse eindtermen, die leerkrachten uitdagen om samen te werken en te experimenteren. Zo kan een leraar Nederlands bijvoorbeeld een vakoverschrijdend project opzetten met de collega van pakweg geschiedenis of elektriciteit, of kunnen leraren samen voor de klas gaan staan om te co-teachen, zoals dat heet. Of waarom niet meteen de vakkenstructuur volledig doorbreken en de leerlingen in kortere projecten of modules laten werken, waarin ze de leerstof van verschillende vakken tegelijk en geïntegreerd aanpakken?

Verschillende scholen zijn dergelijke innovatieve aanpakken en manieren van organisatie aan het verkennen – vorige week kwamen er in Knack trouwens een aantal van die vernieuwende scholen aan bod – en krijgen vanuit de nieuwe eindtermen nu ook expliciet de kans om daar nog verder in te gaan. Scholen en leerkrachten mogen echter niet bang zijn om die flexibiliteit te benutten en de kansen die er nu zijn ook daadwerkelijk te grijpen.

Zeker leraren Nederlands hoeven zich door dit alles niet bedreigd te voelen: die grotere flexibiliteit en openheid geeft hen net de kans om buiten de grenzen van het vak Nederlands te breken, en samen met het volledige schoolteam op zoek te gaan naar een goede aanpak voor de uitdagingen die er zijn – niet alleen rond lees- en schrijfvaardigheid, maar evengoed rond zaken als woordenschat en spreekvaardigheid. Noch vier uur, noch vijf uur per week is voldoende om dat allemaal in één vak aan te pakken, maar het punt is net dat dat ook helemaal niet hoeft.

Een tekst lezen en daaruit afleiden wat het doel ervan is, dat kan evengoed in de les geschiedenis. Lessen biologie lenen zich er dan weer perfect voor om leerlingen informatieve teksten te laten lezen en hun er de hoofdgedachte uit te laten halen. Zo zijn practicumverslagen in de lessen fysica en chemie een uitstekende oefeningen op schrijfvaardigheid, en is het lezen van instructies of veiligheidsvoorschriften vaste prik in de lessen techniek of elektriciteit.

Op die manier wordt aandacht voor taal een zaak van élk schoolvak, en niet enkel de verantwoordelijkheid van de leraar Nederlands. Dat levert voor iedereen voordelen op: leerlingen krijgen veel meer oefenkansen, terwijl leerkrachten meer kunnen samenwerken en van elkaar kunnen leren. Ze kunnen ook samen opdrachten en taken ontwikkelen die leerlingen op meerdere vaardigheden tegelijk evalueren. Uiteraard blijft de leraar Nederlands de expert, en kan van andere leerkrachten niet zomaar verwacht worden dat ze voldoende onderlegd zijn om zelfstandig de taalvaardigheid van leerlingen te evalueren en te scoren, maar net daarom is samenwerking tussen leraren zo cruciaal.

De leraar Nederlands krijgt op die manier ook weer de handen vrij om bezig te zijn met die delen van het schoolvak Nederlands die nu nog vaak te weinig aandacht krijgen: van inzetten op leesplezier tot nadenken over activerende en motiverende manieren om leerlingen spelling- en grammaticaregels aan te leren. Zo krijg je enthousiaste leerlingen én minder gemor en frustraties in de gemiddelde leraarskamer.

Fons 6: een themanummer over leesvaardigheid, leesplezier en leescultuur

Fons6_coverEen tijdje terug verscheen het PIRLS-onderzoek, dat alarmerende cijfers liet zien op het gebied van leesvaardigheid en leescultuur van onze Vlaamse jongeren. In tal van krantenartikels en opiniebijdragen werd aan de noodrem getrokken: het leesonderwijs moest maar eens op de schop, want de slinger zou te ver richting leesplezier zijn doorgeslagen. Maar staan leesplezier en leesvaardigheid dan haaks op elkaar? En hoe zit het eigenlijk met de leesvaardigheid bij kinderen en jongeren? Hoe doen andere scholen het? En wat zegt het onderzoek daarover? Vragen genoeg, en daarom is het zesde nummer van Fons, dat dezer dagen in uw bus of bij u in de leraarskamer belandt, een speciaal themanummer, dat bijna volledig is gewijd aan lezen.

Nog geen papieren exemplaar in handen gekregen? Dan kunt u alvast uw leeshonger stillen met een digitaal exemplaar, dat hier kan worden gedownload. Geniet van bijdragen over leesplezier, duurzaam leesbeleid op school, recent onderzoek naar (voor)leesgedrag en redenen waarom we lezen, de ‘Samen lezen’-methodiek en leesgroepen op school.

Maar in dit zesde nummer komen ook nog andere onderwerpen aan bod. Zo kunt u bijvoorbeeld ook kennismaken met een aantal werk- en spelvormen om taal te stimuleren bij anderstalige kleuters, krijgt u tips om peerfeedback bij leerlingen te versterken, en maakt u kennis met de MOOC Middelnederlands. In onze rubriek ‘De 10’ zetten we dan weer tien inzichten rond meertaligheid en taalverwerving op een rijtje, in ‘Aan de slag met…’ staat het kaartspel centraal, en er is de langverwachte terugkeer van ‘Op het nachtkastje van’, waarin leerkrachten hun leestips meegeven. Veel om te ontdekken, om door geïnspireerd te raken en om met collega’s te bespreken.

En mocht het u ervan overtuigen zelf eens iets voor Fons te schrijven… laat het ons dan zeker weten! We zijn intussen al volop bezig met de voorbereidingen voor nummer 7, dat in het najaar van 2018 verschijnt. Veel leesplezier!

Kleuteronderwijs, graphic novels en veel meer: le nouveau Fons est arrivé!

Fons5_coverHet wordt stilaan opnieuw winter, en dat betekent niet alleen regenachtige dagen, maar ook een nieuw nummer van Fons. Nummer 5 is net verschenen, en bevat dossiers rond kleuteronderwijs en de graphic novel. We gaan ook aan de slag met Lego in het beroepsonderwijs, verkennen de mogelijkheden van de kamishibai, initiëren avontuurlijk leesonderwijs en geven tips rond differentiatie en vakoverschrijdende projecten. Voor elk wat wils dus! Je kunt Fons 5 hier digitaal lezen en downloaden (als je een account aanmaakt op Issuu). Meteen wat leesvoer voor die koude winteravonden.

Fons 4 is er!

screenshot_cover_Fons4Sinds deze week hebben we er weer een nieuwe telg bij in de steeds groter wordende Fonsfamilie. In Fons 4 gaan we aan de slag met poëzie, geven we tips om rond taalbeleid te werken op je school, staan we stil bij de Jeugdboekenmaand en spelen we talige gezelschapsspelletjes. Voor elk wat wils dus!

Fons digitaal lezen?

Wil je Fons 4 graag digitaal lezen, dan hoef je geen seconde langer te wachten: je vindt het nieuwste nummer hier terug – perfect voor op je tablet of computer. Als je inlogt op Issuu (een account aanmaken is kinderspel), dan kun je het nummer ook downloaden en zo op je computer bewaren. Handig voor later!

Fons op papier lezen?

Sta je in een Vlaamse basis- of secundaire school, dan vind je Fons normaal bij jou op het secretariaat of in de leraarskamer terug: elke school ontvangt een aantal exemplaren. Is dat toch niet het geval, neem dan contact op met uitgeverij Die Keure. Wie niet in het onderwijs staat of in een Nederlandse school werkt, is aangewezen op de digitale versie (zie hierboven). Leraren Nederlands in opleiding kunnen in verschillende Vlaamse hogescholen en universiteiten een papieren exemplaar van Fons krijgen via hun lesgevers.